KLIK HIER VOOR INFORMATIE |
RUNDVEE-INSEMINATIEEN VRUCHTBAARHEIDSPROBLEMEN BIJ KOEIEN |
CLICK HERE FOR |
Tijdens iedere 'oestrische cyclus' van koeien groeien er verschillende follikels op de ovaria, waarvan er uiteindelijk vaak slechts één voldoende doorgroeit. Tijdens de bronst van de koe zal een doorgegroeide follikel openspringen, met als gevolg dat het eitje loskomt. Dat is dan de zogenaamde eisprong, of ovulatie.
Wanneer de ovulatie bij bepaalde koeien niet meer op normale wijze heeft plaatsgevonden, is de kans groot dat er zich bij die koeien cysteuze follikels hebben ontwikkeld. Dergelijke koeien zullen niet meer op normale wijze tochtig gaan worden. En ze zullen dan natuurlijk al evenmin drachtig gaan worden. Als inseminator ontdekt men deze afwijking bij koeien vaak aan de grote structuren die er dan op de eierstokken voorkomen. Cysteuze follikels zijn tenminste 2½ cm groot. Om en nabij een duimbreedte! En ze blijven betrekkelijk lang op de eierstokken aanwezig. In ieder geval langer dan tien dagen. Mochten dergelijke koeien ondanks alles wel tochtig blijken te worden, dan zullen zij ófwel ál te lang tochtig blijken te zijn, ófwel op heel onregelmatige tijden tochtig blijken te zijn geworden. Hoe langer het na afkalven duurt voordat men er achter komt dat bepaalde koeien behept zijn met cysteuze follikels, hoe slechter het er met die afwijking voor de koe komt voor te staan. Koeien kunnen een genetische aanleg hebben voor cysteuze follikels, welke kan worden geïnitieerd door stress. Maar de belangrijkste oorzaak van deze ziekte is ontreddering van het zo delicate systeem van afstemming van de hormonen in het lichaam van de koe. Die ontreddering vindt echter zijn basis in verstoring van het reproductiesysteem in het begin van de lactatie van de koe. De oorzaak van die verstoring is gegrondvest op het feit dat de koe in een negatieve energiebalans verkeert. Hierdoor is waarschijnlijk de verwevenheid tussen de hersenen en de ovariële follikels in de war geraakt. Waardoor mogelijk de signalen voor de verschillende ovulaties op een ál te prematuur tijdstip zullen zijn afgegeven. Met tot gevolg: het ontstaan van cysteuze follikels.
Bij koeien met een negatieve energiebalans en ketose-problemen, zijn er meerdere omwentelingen in de stofwisseling die het proces van de hormonenwisseling in de war hebben kunnen doen raken. Een belangrijk punt bij het voorkómen van dit soort problemen is de voeropnamecapaciteit van de melkkoeien. Hoe meer voer de koeien kunnen opnemen, hoe minder kans zij i.h.a. lopen om met dit soort problemen te worden geconfronteerd. Wat de voeropname betreft, is de opname van drogestof vaak het heikele punt. Door te zorgen voor smakelijk voer voor de koeien, wat in voldoende hoeveelheden voor de koeien beschikbaar is, zal men daar een goede draai aan kunnen gaan geven. Maar als men bij voorbaat reeds wil zorgen voor een goede voeropnamecapaciteit van het vee, is het van uiterst belang te zorgen voor een goede jongveeopfok. Om daar op deze website geschikte informatie over te vinden, zal men op de link jongveeopfok kunnen gaan klikken.
Een cysteuze follikel ontstaat wanneer de ovulatie uitblijft. Elke cyclus groeien er verschillende follikels op de ovaria. Uiteindelijk zal daaruit gewoonlijk vaak slechts één van deze follikels voldoende doorgroeien. Wanneer de koe tochtig is, zal deze grote follikel openspringen en de eicel komt dan vrij (de ovulatie). Bij koeien met een te diepe negatieve energiebalans, die met slepende melkziekte gepaard gaat, zijn er verschillende veranderingen in de stofwisseling die dit mechanisme verstoren, waardoor de follikel niet ovuleert. De follikel zal dan blijven doorgroeien. Die follikels worden cysteuze follikels genoemd. Ze blijven gedurende een wisselende tijd hormonen produceren en daardoor verhinderen ze de ovulatie bij de andere groeiende follikels. Hierdoor kunnen meerdere cystes ontstaan en elkaar 'afwisselen'. Cysteuze follikels zijn dus minstens 2½ centimer groot. Verder zijn ze meer dan tien dagen op de eierstok aanwezig. Bij koeien met cysteuze follikels doet zich doorgaans geen tochtigheid voor. En ze zijn onregelmatig of zelfs langdurig tochtig.